Castañuelas, symbool van de Spaanse dans en cultuur
18 Maart 2018 Castagnetten zijn nauw verbonden met de Spaanse cultuur. In Andalusië vormt dit houten slaginstrument een belangrijk onderdeel van de flamencomuziek en –dans. Al van jongs af aan leren kinderen in Spanje met ‘castañuelas’ hun flamencodanspassen ritmisch te begeleiden. Ook bij de Spaanse klassieke dans worden de ‘castañuelas’ veelvuldig gebruikt.
De Feniciërs waren degenen die de castagnetten in het jaar 1000 voor Christus ontdekten.
Het instrument kreeg uiteindelijk bekendheid in onder andere Kroatië, Italië en Portugal, maar vooral in Spanje, waar het steeds meer deel uit ging maken van de cultuur en van de flamencomuziek.
Lang voor men de castagnetten bij flamenco inzette, werden ze al gebruikt in de klassieke muziek. Santiago de Murcia, een van de bekendste gitaristen en componisten van Spanje liet in zijn vaak satirische liederen de castagnetten veelvuldig terugkomen.
Diverse grote namen van vroeger die castagnetconcerten gaven, zijn Antonia Mercé (La Argentina), Lucero Tena, Carmen de Vicente en José de Udaeta (Festival van Jerez 2004).
Waar komt de naam ‘castañuelas’ vandaan
De Spaanse naam castañuelas is af te leiden van het Latijnse woord castanea, ofwel castaña (kastanje), wat uiteindelijk is veranderd in castañuela. Castagnetten werden bovendien traditioneel van kastanjehout gemaakt. Tegenwoordig gebruikt men meestal bukshout, ebbenhout of walnoothout.
Wat meer over het instrument
Er bestaan twee soorten castagnetten - die met handgrepen, die worden bespeeld door ze tegen je knie te slaan, en die zonder handvatten, die worden bespeeld door ze in de palm van je hand te houden. De castagnetten zonder handgrepen worden het meest gebruikt.
Vroeger werd het instrument met vier vingers bespeeld. Later ontdekte men dat er een mooier geluid uit de castagnetten kwam door de lus over de middelvinger van iedere hand te bevestigen. Vanaf de 18e eeuw veranderde dit en liet men de lus rusten op de knokkels van de duimen, met als hoofdreden dat dit eleganter overkwam. De hogere klasse nam dit gebruik over en de castañuelas – die ook wel ‘palillos’ worden genoemd - werden vanaf dat moment in Spanje veelvuldig ingezet als vrolijke noot op feesten.
Een castagnet wordt gemaakt uit één stuk hout dat doormidden wordt gezaagd en waarin vervolgens een ronde holte wordt aangebracht, zodat het lijkt op een schelpvormig schoteltje. De beide helften worden bevestigd aan een koord dat de bespeler om de duim windt. Meestal heeft de bespeler in iedere hand een castagnettenpaar met verschillende toonhoogte. Met de vingertoppen wordt de bovenste schaal zo aangeslagen dat hij de onderste raakt. Er ontstaat een scherpe, droge klank, die zeer snel herhaald kan worden. Een ervaren speler kan een groot aantal effecten bereiken. De geluiden variëren van een klikgeluid of een ratelend geluid tot tromgeroffel. De positie van de vingers om de castagnetten wordt aangeduid met: Ta, Pi, Ri, Ria, Chin/Pam/Pi en Tac/Pan.
Een paar castagnetten heeft een mannelijk en een vrouwelijk onderdeel; dat met de hoogste toon is de vrouw en wordt rechts gebruikt. De linker castagnet – de man – geeft de maat aan.
De soorten en maten castagnetten zijn zeer divers, evenals de kwaliteit ervan. De castagnetten die je in de souvenirwinkels in Spanje kunt kopen zijn over het algemeen niet de beste.
Om te bepalen welke castagnetmaat nodig is om het instrument zo goed mogelijk te kunnen bespelen, meet je het aantal centimeters van de handpalm - van wijsvinger tot pink -, de duim niet meegerekend. In gespecialiseerde winkels kan dan berekend worden welke maat hier bijhoort. Ieder castagnet-merk heeft namelijk weer zijn eigen matenverdeling.
Dit interessante en aloude percussie-instrument is even uit beeld geweest, maar tegenwoordig is het weer in trek en is het zelfs tot symbool uitgegroeid van de Spaanse cultuur en dan vooral van de flamencocultuur in Andalusië.