De verwondingen van de Christus van de blinden de-verwondingen-van-de-christus-1

25 Februari 2019


In de San Juan in Málaga hangt een gekruisigde Christus met een lange geschiedenis en met een bijzondere naam, de Cristo de Ánimas de Ciegos (blinden). Het is één van de weinige oude katholieke beelden van Málaga, omdat de meeste zijn vernietigd in de roerige dertiger jaren, en hoorde bij de Cofradía Ánimas de Ciegos die is opgegaan in de huidige Cofradía Fusionadas. De cofradía is ontstaan na de verovering van Málaga door de katholieken in 1487.

De overwinnaars vonden dat de Moorse bewoners zich spontaan moesten bekeren tot het christendom zonder toepassing van geweld of dwang. Ze waren bereid om daarvoor toezeggingen te doen.

Voor de bekering werden vaardige godsdienstleraren gezocht en een toezegging die aan de Moren werd gedaan was dat hun vrouwen alleen onderwezen zouden worden door blinden zodat zij niet gezien konden worden. Pas later zou duidelijk worden dat de Moren zich helemaal niet lieten overtuigen en toen zijn de katholieken overgegaan tot schending van alle door hen gedane toezeggingen.
de-verwondingen-van-de-christus-2

De katholieke voorlieden gingen naarstig op zoek naar blinden die als godsdienstleraren van de Moorse vrouwen konden optreden. Hieruit ontstond de Cofradía Ánimas de Ciegos die zich eerst vestigde in een kluizenaarskapel en uiteindelijk in de kerk van San Juan als onderdeel van Fusionadas. Na de verdrijving van de morisken in 1608 was het werk van de Ciegos overbodig geworden en gingen ze vooral arme families helpen die een blinde in hun gelederen hadden.

In 1649 werd door de cofradía aan Pedro de Zayas uit Málaga de opdracht gegeven om een houten beeld van de gekruisigde Christus te maken. Het lijkt gemaakt om hoog op te hangen en dus vanonder bekeken te worden.

Nadat het beeld enkele keren eerder op gebrekkige wijze was gerestaureerd gebeurde dit pas in 2008 echt goed, dankzij voldoende geld en nieuwe technieken. De restaurateur stelde een uitgebreide diagnose op schrift, waarin stond dat het beeld veel scheurtjes en breuken had die niet goed gerepareerd waren, dat het hout was aangetast en dat de kleuren niet oorspronkelijk waren.

Tevens sprak de restaurateur zijn bevreemding uit over het feit dat het beeld eerder gekenmerkt werd door de maniëristische stijl van eind 16e eeuw dan door de hoogbarokke stijl van midden 17e eeuw. Er bestond echter een schriftelijk contract met Pedro de Zayas uit 1649 dat dit tegensprak.

Schrijver Patrick Tuite Briales uit Málaga vertelt in zijn boek uit 2018, “Sucedió en Málaga también”, wat er allemaal met dit bijzondere beeld is gebeurd, waardoor uiteindelijk die beschadigingen waren ontstaan. Hij noemt o.a. de plundering van Málaga door de Fransen in 1809 waarbij het beeld beschadigd is en de zware aardbeving van 1884 waardoor scheurtjes zijn ontstaan. Het jaar 1907 was voor Málaga opnieuw een rampjaar door de grote overstroming van de Guadalquivir waarbij het centrum van de stad onder water is komen te staan. In San Juan is in een muur een steen ingemetseld die laat zien hoe hoog het water toen kwam. De Cristo hing tot aan zijn enkels in het water.

Dit was echter allemaal niet zo erg als de sociale strijd in de 30’er jaren. In mei 1931 werden na de overwinning van de Republiek overal in Spanje kerken en kloosters in brand gestoken (de “quema de los conventos”) en vooral in Málaga liep dit volledig uit de hand en werd een enorm deel van het culturele erfgoed vernietigd. In de San Juan werden veel heiligenbeelden van hun plek gerukt, beschadigd en daarna buiten op straat in brand gestoken.

Briales vertelt dat een zekere Agustín Fajardo bij deze plundering het Christusbeeld heeft gered door het eerst van zijn sokkel en van zijn kruis te trekken en daarna te overdekken met de mantel van een Mariabeeld en met andere spullen, voorwendend dat hij ook aan de rellen meedeed. Onderwijl bleef het beeld bedekt en werd het slechts licht beschadigd. De meute was tevreden met de aangerichte plundering en stak de kerk niet in brand, wat met een groot aantal andere kerken wél gebeurde. Daardoor werd de Christus gered, maar wel beschadigd. In 1935 mocht het voor het eerst in een processie van Semana Santa “optreden”.

In 1936 deed zich op kleinere schaal opnieuw een beeldenstorm voor, nadat de militaire coupe van Franco in Málaga in eerste instantie was mislukt. De volkswoede daarover richtte zich wederom vooral tegen de katholieke kerk. Het Christusbeeld van Ánimas de Ciegos werd gered door de voorzitter van de Cofradía die, terwijl de rellen San Juan nog niet hadden bereikt, het beeld in drie delen sneed door de armen af te zagen. Deze 3 delen wist hij ingepakt te vervoeren naar zijn woning waar hij ze verborgen hield totdat de storm was overgewaaid.

Inmiddels wordt het beeld door de cofradía van de Fusionadas meegedragen op de woensdag van Semana Santa. In 1955 ontstond door toedoen van het Franquistische bewind in Málaga een speciale band van Fusionadas met de parachutistenbrigade van het Spaanse leger die voortaan mee mocht marcheren.

Voorafgaand aan de processie mag de brigade een stukje door Málaga paraderen met het beeld in liggende positie op hun schouders, zoals ook het Spaanse Vreemdelingenlegioen dat tijdens de processie van de donderdag doet met het Christusbeeld van de Cofradía de la Mena. De parachutisten doen dit wat minder militaristisch en theatraal, alsof ze weten dat ze een beetje voorzichtig moeten zijn met een beeld dat al zo veel heeft meegemaakt.

Hein Hendriks