Farajan en zijn watervallen
25 November 2020Faraján kan men vanaf de kust bereiken via de A-397 vanaf San Pedro richting Ronda en vervolgens de afslag te nemen naar Juzcar het bekende Smurfendorp (na een geschil over auteursrechten mag het dorp zich nu slechts als Pueblo Azul - Blauw Dorp- presenteren).
Van hieruit is het nog vier kilometer naar Faraján via een zeer bochtige weg door een dicht bebost landschap met veel kastanjebomen. Het dorp binnenrijdend slaat men meteen links af (de weg rechts leidt naar Alpandeire) en na 50 meter bevindt men zich op het kerkplein. Aldaar vroegen we waar het begin was van de circulaire route naar de chorreras de Balastar. Dit zijn twee watervallen waarvan de grootste bijna dertig meter hoog is.
Enigszins nors werd ons door een juist uit hun Range Rover stappend echtpaar verteld dat men daarvoor terug moest rijden naar de ingang van het dorp en dan rechts afslaand zouden we vanzelf bij de watervallen terecht komen. Ze voegden er nog aan toe dat het absoluut verboden was om op het kerkplein te parkeren.
Verbaasd reden we weer 50 meter terug waar we te horen kregen dat gelijk rechts, aan het begin van het kerkplein, de route begon naar de watervallen. Dit bleek inderdaad zo te zijn en na de auto geparkeerd te hebben, de Range Rover was inmiddels niet meer te zien, begonnen we aan onze wandeling.
De wandeling
De route waar men twee watervallen kan bewonderen staat bekend onder de naam Las Chorreras en loopt langs een helling aan de noordoostelijke kant van het plateau waarop de dorpskern van Faraján is gelegen.
Deze helling bestaat voornamelijk uit terrassen die werden aangelegd om tuinbouw te kunnen bedrijven. Waar nodig zijn ze versterkt met muren en nog niet zo lang geleden was het niet mogelijk om ongehinderd deze route te lopen. De eigenaren van de vele huertas (kleine moestuinen en boomgaarden) die zich hier bevinden hadden geen zin om hun oogst door wandelaars, op zoek naar de watervallen, te laten vertrappen maar uiteindelijk is men met de gemeente tot een overeenkomst gekomen. Het is nu mogelijk om een prachtige wandeling van ongeveer 600 meter naar de watervallen te maken, die men al dalend en stijgend aflegt, en eindigt aan de achterkant van de kerk.
Het ruwe, zeer bochtige en met steenslag bezaaide pad is af en toe zeer nauw en op de steile gedeeltes voorzien van een touw waaraan de wandelaar zich desgewenst vast kan klampen. In de huertas is een grote verscheidenheid aan fruitbomen te zien, appels, peren, kersen, granaatappels, pruimen en ook verbouwt men allerlei groentes.
Een ingenieus irrigatiesysteem zorgt dat ieder lapje grond van water voorzien wordt. Dit water komt van het beekje Balestar die hier langs stroomt op weg naar de Genal rivier via een moeizaam toegankelijk terrein.
Om de waterloop beurtelings naar de verschillende huertas te leiden werden de nauwelijks 30 centimeter brede irrigatiekanaaltjes op de juiste plaatsen voorzien van een houten schot of een dammetje. Zodoende werd iedere eigenaar op tijd van voldoende water voorzien. Langzaam dalend via het zigzaggend pad konden we ons af en toe tegoed doen aan overhangend ooft en al snel was het geruis van de eerste waterval te horen.
Bij de eerste Chorrera de Balastar heeft men in de schaduw van een notenboom een picknicktafel geplaatst met uitzicht op de vallei en de dertig meter hoge waterval.
Ook zijn de resten van een oude watermolen zichtbaar die deel uit maakte van het bevloeiingssysteem dat uiteindelijk teruggaat tot de tijd van de Moorse overheersing.
Het pad gaat echter nog verder naar beneden in scherpe en af en toe zeer steil aflopende bochten en na nogmaals een kleine 20 minuten (men neemt de tijd om van het uitzicht te genieten) komt men bij de tweede waterval, iets kleiner maar niet minder indrukwekkend en diep ingesleten in een grillige rotswand.
Van daar uit kunt u het beekje volgen tot het zich bij de Genal rivier voegt en vervolgens langs de camino del Molino bent u na 3 kilometer kuieren weer terug in Faraján. Een kortere route is terugkerend over hetzelfde pad en halverwege bij een driesprong rechts af te slaan waarna u eindelijk aan de achterkant van de kerk het dorp weer binnen loopt.
Het dorp en zijn geschiedenis
Ernest Hemingway, die ondanks zijn macho gedrag af en toe zeer poëtisch uit de hoek kon komen, beschreef Faraján als een witte zwaan op een vijver van hoop.
De naam Faraján komt uit het Arabisch - zoals zoveel Spaanse plaatsnamen- en betekent ongeveer 'prachtige plaats'. Tijdens de Moorse overheersing bevonden zich hier verschillende alquerias. Destijds waren dat een soort kleine landbouwgemeenschappen voornamelijk van Noord Afrikanen maar ook van Christenen en Joden die allen min of meer vreedzaam naast elkaar leefden.
Toen de troepen van de Katholieke Koningen de stad Ronda heroverd hadden (22 mei 1485) werden de alquerias verlaten en vestigde men zich in Faraján. Toen in de 16e eeuw alle Moren en de niet tot het katholieke geloof bekeerde Joden uit Spanje werden verdreven raakte dit gebied praktisch ontvolkt en vond naderhand een herbevolking plaats met christelijke gezinnen uit andere delen van Spanje.
Op 30 oktober 1814 verleende koning Fernando VII de status van villa (een treetje lager dan stad maar met het recht markten en ferias te organiseren) aan Farajá n voor de geleden ontberingen en als dank voor de betoonde loyaliteit tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog (1808-1814) toen de troepen van Napoleon Spanje binnenvielen.
Het dorpje zelf, gelegen op 640 meter boven zeeniveau is niet veel bijzonders. Het voldoet nauwelijks aan de versleten beschrijving van 'typisch wit Andalusisch dorpje'. De kerk is onopvallend en het praktisch daarnaast gelegen gemeentehuis is een mislukte poging om een gebouw iets van grandeur te laten uitstralen. Er is een basisschool maar voor het voortgezet onderwijs moeten de kinderen naar Ronda. De omgeving is daarentegen adembenemend en het merendeel van de gemeente bestaat uit bosgrond met veel kastanjebomen, dennebomen en kurkeiken.
Vooral in de herfst, als de bladeren hun werk hebben gedaan, loopt men over een zachtverende deken in prachtige koperkleuren. In de rondom liggende bossen is het ook goed toeven voor de varkens die hier en daar tussen de bomen scharrelen. Ze doen zich tegoed aan kastanjes en eikels waardoor ze later een uitstekende leverancier voor de Jamon Iberico worden. Er zijn diepe ravijnen met beekjes en voor de natuurliefhebbers zijn er meerdere prachtige wandelroutes.
Op een bank in de schaduw van de kerk waren twee mannen bezig hun verleden te herkauwen. Ik vroeg of het klopte dat Faraján 300 inwoners had waarop de oudste zijn wenkbrauwen fronste en zei, “ Nou dan moet je ook alle honden meetellen". “En de katten” vulde zijn maat aan die in de jaren zeventig in Marbella had gewerkt. Hij vertelde met pretoogjes daar hele plezierige herinneringen aan overgehouden te hebben en desgevraagd waren die prettige herinneringen voornamelijk aan de Zweedse meisjes die hij daar had leren kennen.
Het inwoneraantal bleek nog steeds dalende te zijn alhoewel veel inwoners, toen ze naar de kust vertrokken, hun huis hebben aangehouden en jaarlijks een paar maal terugkeren naar hun geboortegrond. Met uitzondering van het Range Rover echtpaar waren de bewoners vriendelijk en spraakzaam en wordt iedere nieuwe inwoner dan ook van harte welkom geheten.