Geheimen van Plaza de la Merced
5 Juli 2018Iedere bezoeker van Málaga weet dat zich op Plaza de la Merced het geboortehuis van Picasso bevindt. Hoewel pas van de 20e eeuw, toch één van de beroemdste kunstenaars aller tijden. Daarnaast één van de beroemdste zonen van Málaga, hoewel hij de stad al vroeg heeft verlaten.
Op een hoek van het plein zit hij eenzaam op een bankje waar alle toeristen even naast gaan zitten voor de foto. Zie rechts, ook de schrijver van dit artikel kon de verleiding niet weerstaan. Rechts op de foto het geboortehuis van Picasso, links een gebouw uit de zestiger jaren waar vroeger de kerk van de Merced stond, waar het plein naar is vernoemd.
Het eerste dat opvalt op dit plein is de obelisk in het midden, die is opgericht ter ere van José María Torrijos en 48 andere slachtoffers van de Spaanse koning, “geofferd”, zo staat gebeiteld op het monument, voor het behoud van het absolutisme in 1831. Torrijos c.s. waren liberale helden uit de bevrijdingsoorlog tegen Napoleon die Spanje in 1812 met hulp van de Engelsen bevrijd hadden en een liberale grondwet hadden bezorgd: de “Constitución” van Cádiz, die in Spanje liefdevol een meisjesnaam heeft gekregen, “La Pepa”, Pietje. De bourbon Ferdinand VII mocht na de oorlog tegen Napoleon als koning terugkeren als hij deze grondwet wilde respecteren. Dat beloofde hij, maar al snel daarna hield hij er zich niet aan en heroverde zijn absolutistische machtspositie. Liberalen zoals Torrijos moesten daardoor het land ontvluchten en in Engeland op hun kans wachten om opnieuw als bevrijders terug te komen, nu echter niet gericht tegen de Franse bezetter maar tegen de Spaanse koning zelf.
Met hulp van de Engelsen probeerden ze dat in 1831. Ze landden op het strand van Málaga en riepen op (zo-iets heette in Spanje “pronunciamiento”) tot een liberale machtsovername, echter de Inlichtingendienst van de koning was op zijn hoede en ze werden opgepakt en zonder vorm van proces op het strand geëxecuteerd. Na de dood van Ferdinand VII werd het politieke klimaat wat liberaler en besloot Málaga in 1841 tot oprichting van een monument voor de gevallenen op de Plaza de la Merced. Het zand van het strand waar de executie plaats had gevonden werd gebruikt voor de bouw ervan en er werd gekozen voor de obelisk als symbool van onsterfelijkheid. Onder de obelisk bevindt zich een crypte waar Torrijos c.s. herbegraven zijn. De Plaza de la Merced is dus tevens een kerkhof! In de tijd van Franco stonden er struiken rondom het monument, zodat de mensen niet al te gemakkelijk de teksten over vrijheid konden lezen.
Eén opstandeling, de Ier Robert Boyd, moest elders begraven worden omdat hij niet katholiek was. Hij werd de eerste klant van het Cementerio Inglés in Malagueta.
Zoals gebruikelijk stond de Katholieke Kerk in 1831 aan de zijde van de conservatieven en steunde de koning tegen de liberalen. Precies 100 jaar na de executie van Torrijos, in 1931, was de Kerk in Spanje het slachtoffer van een enorme volkswoede. In dat jaar wonnen de republikeinse partijen de verkiezingen en werd de Tweede Republiek uitgeroepen. De woede en frustratie onder de bevolking over hun armoede en hun haat tegen de Kerk kwamen enkele dagen na de uitroeping van de Republiek in bijna heel Spanje tot uitbarsting, in de vorm van een grootscheepse brandstichting in kerken en kloosters. In Málaga was dit extra heftig en er gingen zeer veel kerken en kunstschatten in vlammen op. De meeste kerken werden later weer hersteld, echter dat gold niet voor de kerk van La Merced.
Deze kerk werd zo ernstig beschadigd dat in de zestiger jaren, onder Franco, besloten werd om hem volledig af te breken.
Afbraak was eigenlijk niet de bedoeling omdat het een mooie kerk was en omdat de ruïnes nog stevig leken, maar het werd bevorderd door een zedenschandaal dat in de vijftiger jaren niet alleen in Málaga maar zelfs ver over de grens de gemoederen flink bezig hield. Dat was het schandaal van de “Hipolitinas”.
Hipólito Lucena Morales was in de veertiger jaren een priester van de Santiago kerk die bekend stond om zijn bevlogen hulp aan de behoeftigen en aan de Cofradías bij de voorbereiding van hun processie tijdens Semana Santa. Hij had echter zwaarwegende problemen met het celibaat en verzamelde een groepje vrouwelijke aanhangers om zich heen, in de volksmond de “Hipolitinas” genoemd, waarmee hij in de door brand vervallen kerk van La Merced “mystieke huwelijksceremonies” verrichtte. In die ceremonies werd ook een aantal kinderen verwekt. Dit werd in 1959 aangegeven en leidde tot veel publiciteit.
De Katholieke Kerk, almachtig in de tijd van Franco, zorgde er voor dat dit niet voor de rechter kwam. Ze berechtten de “zondaar” zelf door hem uit het priesterschap te zetten en te verbannen naar een klooster in Oostenrijk. Jaren later, toen alles in de vergetelheid was geraakt, mocht hij terugkeren naar zijn geboortedorp Coín. Niet bekend is wat er uiteindelijk met de kinderen is gebeurd. Het schandaal van de Hipolitinas was voor de Kerk dermate pijnlijk dat het waarschijnlijk heeft bevorderd dat de kerk van La Merced uiteindelijk niet is gerestaureerd, maar volledig is geruimd. Helaas staat er nu, zoals op vele andere plekken in Málaga een lelijk zestiger jaren gebouw voor in de plaats.