Hoe was het ook weer: hen of hun
11 Februari 2018De vraag wanneer je "hen" of "hun" in een zin gebruikt is de meest opgezochte taalkwestie van 2017. Vorig jaar hebben 342.000 mensen hierover advies gevraagd via de website van taalgenootschap Onze Taal. Wat zijn de regels?
Gebruik het persoonlijk voornaamwoord “hen” in de volgende gevallen:
1. Na een voorzetsel, bijvoorbeeld: “Ik geef het boek aan hen”; “Ik deed het voor hen”.
2. Als lijdend voorwerp, bijvoorbeeld: “Ik bekijk hen”; “Hij ontslaat hen”. Gebruik het persoonlijk voornaamwoord “hun” als het een meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat. Je kunt er dan vaak wel een voorzetsel bij denken. Voorbeeld: “Ik geef hun het boek” (hun = “aan hen”). Lukt het u niet om met deze vuistregels uw twijfel op te lossen, gebruik dan “ze”.
In niet al te formele teksten is dit vaak prima bruikbaar als alternatief voor “hen” én ”hun”: 'Ik geef ze (hun) het boek', “Laat ze (hen) maar praten”. Hun is trouwens ook een bezittelijk voornaamwoord: “Dat is hun boek”. Het verschil tussen “hun” en “hen” leeft allang niet meer in het dagelijks taalgebruik.
Het is dan ook een kunstmatig onderscheid; de zeventiende-eeuwse wetenschapper Christiaen van Heule wordt beschouwd als de bedenker ervan. Volgens de (ANS, 1997) mag er bij dit soort.