Ik leer het nooit
9 Januari 2018De winkel heeft het formaat van een ruim bemeten paskamer en zeker niet meer dan dat. Tussen de schappen is een dertig centimeter breed pad uitgespaard waarover ik me slechts IKEA-gewijs vooruit kan bewegen en met gezelschap achter me en hoog opgetaste prulletjes naast me is omdraaien een slecht idee. Links en rechts zie ik waaiers, vlaggen, glaasjes, flesjes, petjes, sneeuwbollen (?) en pennen met een “Málaga” opdruk, maar ik herken duidelijk het “made in China”-stempel aan de kwaliteit; hij stijgt niet uit boven de prullaria van de toko bij mij om de hoek.
Hoe we hier terecht zijn gekomen?
Zoonlief is op zoek naar een cadeautje voor zijn vriendin in Nederland en het souvenirwinkeltje beloofde buiten nog enige potentie. Maar nu, schuifelend door het stof van jaren, verdampt die belofte per centimeter.
Ik nies en bots bijna tegen een verschrompeld mannetje op, minstens vijf keer zo oud als de verschoten en verstofte boeken achter hem. Het is vast de eigenaar. Of anders toch op zijn minst diens betovergrootvader, dus ook de baas.
Ik kijk mijn zoon aan en zie aan zijn gezicht dat hij het ondertussen ook wel gezien heeft hier. Dus bedank ik voor de gastvrijheid, zeg vriendelijk gedag en wil langs de oude baas heen.
Hij wijkt echter geen millimeter. Zijn kromgetrokken lichaam blijft de smalle doorgang naar de vrijheid versperren, zelfs als ik zo dichtbij sta dat ik met mijn schamele 161 centimeters uitkijk op zijn zeven resterende hoofdharen.
Misschien komt het door dit lengteverschil, maar wanneer hij begint te praten versta ik er geen jota van.
‘aaoouua… eeouaa… (mompel, mompel)… ¡Éééauoa!’
Een gutturale woordenstroom verlaat zijn mond en ook wanneer ik me vooroverbuig kan ik er geen kaas van maken.
Komt het door die ene overgebleven tand in zijn mond? Het samenraapsel van klinkers krijgt hierdoor namelijk een ietwat zompige… nasmaak.
‘¡Éuooaaussjj!... ssjaoooii ooaasj euasjuaush!’
Bij iedere kreet neemt het volume toe, evenals de wederzijdse frustratie en de spetters speeksel die op mijn wang belanden.
‘Is er iets aan de hand? Kan ik u met iets helpen?’ probeer ik vriendelijk in mijn beste Spaans.
Het mannetje lijkt er alleen maar bozer door te worden. Hij draait zich om en driftig met zijn wandelstok zwaaiend, rakelings langs aardewerken souvenirfrutsels scherend, loopt hij naar de winkeldeur en priemt kwaad met zijn wandelstok richting straat.
Waarom? Ik weet het niet. En een verbijsterde zoon duidelijk ook niet.
Achtervolgd door woedende klanken blazen we met de staart tussen de benen de aftocht.
Eenmaal ver genoeg en veilig kijk ik mijn zoon aan.
‘Weet jij waarom hij zo opgefokt deed?’
Hij haalt zijn schouders op.
‘Nee, geen flauw idee.’
Ook ik kan er alleen maar naar raden.
Kwam het door zijn archaïsche Andalu, zijn tandenloosheid of lag het aan de lege drankflessen die ik bij binnenkomst in een hoek had zien liggen? Wie het weet mag het zeggen. Het was in ieder geval een staaltje spraakverwarring waar Babyloniërs een puntje aan konden zuigen.
Een ding is echter duidelijk: er zijn situaties waarin ik het met mijn basale cursusje Spaans niet red.Ik zit aan de buis gekluisterd wanneer manlief binnen komt stormen.
‘Het is toch niet te gelóven!’
‘Huh… wat niet?’ Met grote moeite ruk ik me los van het scherm.
‘Die man, die waarmee ik een afspraak had!’
‘Euh, die eigenaar van dat stukje grond?’
‘…begint-ie kleuterspaans tegen me te praten. Zo van “veel mangobomen hebben ik”, “begrijpen jij dat”… alsof ik geen Spaans kan!’
Verontwaardigd verlaat hij de kamer.
Ik richt mijn aandacht weer volledig op de staccato verslaggeving van de nieuwslezeres op het scherm; de woorden knallen er met Max Verstappensnelheid uit. Kleuterspaans? Ik mocht willen dat zij daar een mondje van sprak.
Het journaal. Nog zoiets waar mijn talenschooltje me niet op heeft voorbereid.
De meeliftende geitenhoeder die enthousiast zijn dag met me doorneemt in cabrero-taal (gelukkig weet ik na tientallen van zulke ritjes dat de opgehoeste onderwerpen voornamelijk geiten, schapen en het weer betreffen)…
de drummer die met een kirrende baby op schoot enthousiast op de Chinese bekkens ramt en gelijktijdig over het geweld van gitaarversterkers standje 12 een babbeltje met medemuzikanten maakt…Het groepje dronkaards op het stoepje voor de kerk dat moeiteloos het gewauwel en gekrijs van hun over de grond rollende maatje kan volgen…
Het clubje opgeschoten jongens die in dialect doorspekt met rapperstaal de blits uithangen in de dorpsstraat…
of de gezellig keuvelende en de laatste roddels uitwisselende bejaarden, onverstoorbaar, terwijl vuurwerk gelijk kanongebulder de glazen op hun tafel doet kletteren…
Communicatie in Spanje, het is me vaak een raadsel, voor mijn Hollandse oren nogal eens te luidruchtig (het waarom is een minder groot raadsel: gezien de decibellen die tijdens festivals, vuurwerkshows en ferias geproduceerd worden moet de halve bevolking wel stokdoof zijn) en in elk geval niet iets wat volledig uit een boekje valt te leren.
Vrijdagavond, de avond van “tapear”, uitgaan en in ons geval: mensenkijken.
Niet dat ik niets meer te bepraten heb met mijn bezoekende zoon, maar na een paar uur geluid overstemmende conversatie en daardoor een rauwe keel en tuitende oren is dat het enige wat nog lukt.
De omgevingsruis is namelijk letterlijk oorverdovend.
Op het terras naast ons heeft zich een grote groep feestvierders aan een lange tafel verzameld om de cumpleaños van een uitgelaten jongedame te vieren. Een verliefd stelletje aan het tafeltje daarnaast praat zo luid dat alle intieme details van hun samenzijn op beide terrassen inmiddels bekend zijn. Van een groepje vriendinnen weet de een na de ander de aandacht te vangen met hoge stem en zulke uitbundige gebaren dat ze op een podium niet zouden misstaan.
Het lijkt hier wel theater en wij het theaterpubliek, te overdonderd door de kakafonie om eraan deel te nemen.
Met ieder glas neemt het omringende stemvolume verder toe. De muziek van ons kroegje verdwijnt dan ook steeds verder naar de achtergrond. Uiteindelijk stopt hij helemaal, er valt eenvoudigweg niet tegen zoveel kabaal op te boksen.
‘Versta jij nog wat er gezegd wordt, ma?’
Ik schud mijn hoofd. Mijn oren hebben het al lang opgegeven. Toch zet iedereen om me heen nog een paar tandjes bij om maar gehoord te worden.
Volume, nog zoiets waarmee in mijn cursus Spaans geen rekening is gehouden.
Er zijn van die situaties dat ik denk… ik leer het nooit.