Joseph William Noble (1797-1861) brengt de wetenschap naar Málaga
28 April 2019In Málaga deed zich tijdens de rampzalige en verwoestende cholera-epidemie van 1861 een klassiek voorbeeld voor van het conflict tussen religie en wetenschap.
De stad had in het begin van de 19-de eeuw een enorme groei doorgemaakt welke grote rijkdom had voortgebracht voor de bourgeoisie, maar ook voor een concentratie van arbeiders die uitermate slecht betaald werden en die in verschrikkelijke ellende dicht op elkaar gepropt leefden in woonkazernes (“corralones”). De slechte kwaliteit van het drinkwater en het overal rondslingerende afval vormden een broedplaats voor epidemieën. Er waren al enkele ernstige epidemieën overwonnen toen in 1861 de allerergste, namelijk de cholera, Málaga bereikte.
Ondanks allerlei voorzorgsmaatregelen deden zich steeds meer ziektegevallen voor, die aanvankelijk door de stad genegeerd werden uit angst voor economische gevolgen. Toen de epidemie niet meer te ontkennen viel waren de gevolgen voor de handel in de haven en voor de betrekkingen met het achterland rampzalig. De rijken ontvluchtten de stad en de armen sloten zich op in hun huizen waardoor het hele economische leven stil kwam te liggen.
De eerste symptomen waren zware diarree en heftige hoofdpijnen, daarna snelle uitdroging die in enkele dagen de dood tot gevolg had. Er stierven duizenden mensen en het aantal lijken hoopte zich op in de straten totdat de stank niet meer te harden was. Medici en autoriteiten zaten met de handen in het haar en verschilden van mening over de oorsprong van de ziekte en dus over de aanpak.
De natuurlijke reactie van de goedgelovige bevolking van Málaga was om meer te bidden, vaker ter kerke te gaan en meer en grotere processies te organiseren. De epidemie werd beschouwd als straf van God waarvoor boete moest worden gedaan en waarvoor offers moesten worden gebracht.
Juist in die periode was uit Leicester Engeland een medische wetenschapper in Málaga gearriveerd, Joseph William Noble genaamd, die zijn voormalige vriend Robert Boyd wilde opzoeken op het Engelse kerkhof. Deze Boyd was een Ierse deelnemer aan de mislukte liberale opstand van 1831 door generaal Torrijos tegen de absolutistische koning Ferdinand VII. Alle deelnemers aan die revolte waren opgepakt en zonder proces gefusilleerd op het strand van Málaga.
Toen ze na de dood van de autoritaire koning gerehabiliteerd werden kregen ze een ereplek onder de obelisk op de Plaza de la Merced. Alleen Robert Boyd mocht als protestant niet in “gewijde” grond begraven worden en kreeg de twijfelachtige eer om als eerste begraven te worden op het zogenaamde Engelse kerkhof dat zojuist was geopend vanwege de toenemende aanwezigheid van niet-katholieken in deze groeiende stad. Vóór die tijd werden gestorven niet-katholieken op het strand begraven, waar hun lijken nogal eens naar boven kwamen door de werking van eb en vloed en vervolgens ten prooi konden vallen aan honden.
Noble ging dus 30 jaar na diens overlijden het graf van Boyd bezoeken en kwam terecht in een stad die verkeerde in de beginperiode van een grote epidemie. Als medicus én als voormalig burgemeester van Leicester had hij in die stad veel ervaring opgedaan met de cholera. Hij wist dat de epidemie zijn oorzaak had in de watervoorziening en bood zich aan bij de plaatselijke autoriteiten om daar onderzoek naar te doen.
Het water stroomde destijds vanuit enkele grote voorraadreservoirs buiten de stad via onderaardse kanaaltjes naar een aantal bronnen in de verschillende wijken. Die reservoirs werden nooit geleegd of schoongemaakt en het water werd gebruikt voor drinken en koken, nauwelijks voor hygiëne dat als een luxe werd beschouwd. Noble bracht nauwkeurig in kaart waar zich de meeste ziektegevallen voordeden en wist deze te relateren aan een aantal bronnen die besmet moesten zijn. Volgens hem moesten die bronnen gesloten worden. Aanvankelijk waren de autoriteiten hier niet toe bereid omdat de kosten ervan te hoog waren. Toen de ziekte in hoog tempo toe bleef nemen besloot men er toch gevolg aan te geven.
Ondertussen hield Noble zich als medicus ook bezig met de behandeling van reeds besmette mensen, vooral door bestrijding van uitdroging met hulp van een drankje van citroendruppels, zout en bicarbonaat. Noble was tevreden met al deze maatregelen die uiteindelijk hun vruchten af bleken te werpen en verzette zich niet tegen de vele processies die nog steeds werden gehouden: die waren volgens hem volstrekt onzinnig maar konden ook geen kwaad.
Toen de epidemie aan het eind van 1861 al bijna overwonnen was, werd Noble zelf ook slachtoffer toen een besmette medebewoner van zijn pension hem tijdens een behandeling onderkotste, hetgeen na slechts enkele dagen tot zijn dood leidde. Hij werd plechtig herdacht in de kathedraal en werd op hetzelfde Engelse kerkhof begraven waar ook zijn vriend Robert Boyd ligt.
Een Engelse wetenschapper naast een Ierse vrijheidsstrijder, beiden begaan met het lot van een land dat hun hart had gestolen maar dat vooral door toedoen van de machtige aristocratie en Kerk niet in staat was tot verregaande modernisering. Wel werd in 1868 tijdens een liberaal intermezzo besloten om de grote Atarazanas markt op te richten om aldus de voedselvoorziening beter onder controle te krijgen.
In 1865 werd aan de boulevard vlak onder het Alcazaba het Noble ziekenhuis opgericht door diens dochters en geschonken aan de stad Málaga. In dit ziekenhuis kwamen in 1900 honderden overlevenden van de grote scheepsramp van de Duitse oorlogskruiser Gneisenau terecht. 50 slachtoffers van deze ramp liggen eveneens op het “Engelse” kerkhof begraven.