Klassiekers en integreren
29 Juni 2018We waren onderweg met onze klassieke auto en troffen bij het beginpunt van deze tour, in Mijas Costa zo’n 20 klassiekers aan van alle soorten en maten. Engelse, Duitse, Italiaanse, Franse en zelfs een Amerikaans merk, variërend van Jaguar, Aston Martin, Triumph, Mercedes, BMW, Ferrari, Renault, Citroën, en een Ford Mustang.
Ook de bestuurders/eigenaren van deze klassiekers waren van diverse pluimage en nationaliteiten. Ik trof vooral veel Britten aan, waaronder ook de inwoners van Wales, Ierland en Schotland mogen worden gerekend. Maar ook een enkele Hollander, Belg, Deen en Noor, waren van de partij.
Eén ding hadden ze gemeen, ze spraken allen wel Engels, doch zodra er een koffie of lunchstop was, zochten de Schotten en Ieren en overige “buitenlanders” elkaar wel op en trof je een tafeltje waar Schots, Iers of Nederlands en/of Vlaams danwel één van de Scandinavische talen werd gesproken. Ik vroeg me af hoe dat nou precies komt.
Dus al rap zat ik, als NederBelg, aan een tafeltje waar Nederlands werd gesproken en vroeg hen waarom ze samen zaten en niet tussen de overige, in meerderheid aanwezige, Britten. Ik noemde het woord: integreren, maar daar hadden ze op dit moment geen behoefte aan.
Ze wilden gewoon hun moerstaal weer eens spreken en over Hollandse zaken babbelen. Ze hadden, behoudens hun interesse in classic cars, verder weinig gemeen met die Britten, waarvan ze de tongval en dialecten maar moeilijk konden verstaan, laat staan begrijpen.
Het Queen’s English werd hier nauwelijks gebezigd, en dat was toch het Engels dat ze op school hadden geleerd. Dezelfde soort reacties kreeg ik van de Scaninaviërs, ook zij zaten veelal bij elkaar. Daarbij dan wel te bedenken dat het de Britten zijn die, over het algemeen, niet één vreemde taal machtig zijn. En er maar vanuit gaande dat iedere niet-Brit wel Engels verstaat.
En dan te weten dat we op de dag van vandaag, 29 maart (in de week van Semana Santa) nog precies 365 dagen hebben te gaan voor het officiële vertrek van de Britten uit de EU. Maar tegelijkertijd weet nog niemand wat het feitelijk inhoudt. Er is bij de Britten volstrekt geen helderheid hoe de toekomstige relatie vorm moet krijgen.
De economische wens om dichtbij Europa te blijven, botst met de politieke realiteit die eist dat het heft in eigen hand wordt genomen. Nee, Spaans wordt er door de leden van de Classic Car Club al nauwelijks gesproken, een uitzondering daar gelaten.
Enkele dagen later verbleef ik in de Pueblo van Benalmádena en dronk een koffie in de Bull Bar, er viel daar tussen de Engelsen, geen Spanjaard te bekennen. Wilde ik tussen de Spanjaarden een “café con leche” drinken, dan moest ik maar naar de overkant, naar Bar Molina. Van echte integratie is er, ook in de Pueblo, dus nauwelijks sprake.
Terug naar de tour, reden we van Mijas Costa in noordelijke richting via de A-387 richting Coín, met rechts van ons Alhaurín Golf, om bij de rotonde nabij het BP tankstation, bij Finca La Moto een kop koffie te drinken. Dit hotel/restaurant wordt door de Nederlandse familie De Cock, uitgebaat.
We zagen over onze linkerschouder Castillo de la Moto, wat geen kasteel is, doch een mooi “verpakte” watertoren. We vervolgden de tour via de A-354 naar El Burgo, om vervolgens in oostelijke richting op een hoogte van ruim 850 m langs Sierra de Alcaparaín te rijden naar Casarabonela, met grootse weidse uitzichten.
Vandaar ging het via de A-354, om bij Zalea via de A-357 naar het zuiden te koersen, langs de Río Guadalhorce, waar gelukkig het waterpeil, dankzij de regenbuien gedurende de eerste weken van maart, weer op normale hoogte was gekomen.
Aangekomen nabij Cártama gaf onze klassieker van 1968, dit jaar precies 50 jaar jong, vreemde stotende bewegingen, om uiteindelijk de strijd te staken. We hielden een pauze en uiteindelijk waren we weer op weg, om maar direct huiswaarts te keren. Daar bleek dat we slecht functionerende carburateurs hadden, die dan uiteindelijk werden vervangen door SU-carburateurs.