Mag de langstlevende alles opmaken? - vervolg
27 April 2020In de zaak die voor de rechter kwam heeft een dochter in verband met het overlijden van haar moeder een niet-opeisbare vordering gekregen op haar vader, zulks op grond van het langstlevende testament dat moeder een aantal jaren daarvoor had opgemaakt.
Dochter stapt vervolgens naar de rechter omdat zij beslag wil leggen op het onroerend goed van vader. De dochter is namelijk bang dat er sprake is van verduistering: vader heeft een nieuwe echtgenote en geeft naar haar mening (te) veel geld uit. Vader is voorts bezig om al het onroerend goed te verkopen. Daarnaast lost vader wél in drie jaarlijkse termijnen de vordering van een ander kind af. De rechtbank wijst het verzoek tot beslaglegging van de dochter af, maar dochter gaat in hoger beroep bij het gerechtshof.
Uitspraak Gerechtshof
Op 19 december 2019 doet het Hof uitspraak in het hoger beroep: de rechter weigert het beslag toe te staan. Het Hof is van oordeel dat het de bedoeling van moeder was om vader – als langstlevende echtgenoot – de bevoegdheid te geven om vrij over het geërfde vermogen te kunnen beschikken en dit vermogen te mogen opmaken.
Het leggen van conservatoir beslag op de goederen van vader zou vader belemmeren in deze bevoegdheden.
Beweegreden testament
Het Hof kende in deze casus ook gewicht toe aan het feit dat moeder in haar testament een zogenaamde considerans had opgenomen: als beweegreden voor het maken van haar langstlevende testament had zij opgenomen dat zij met het testament de uitdrukkelijke bedoeling had om de belangen van haar echtgenoot voorop te stellen door hem ‘ongestoord te laten voortleven’ na haar overlijden. Het was mede door de opname van deze considerans in het testament dat voor het Hof duidelijk was dat in deze casus de erfrechtelijke positie van de kinderen ondergeschikt zou moeten zijn aan die van de echtgenoot.
In de Spaanse testamenten van Nederlanders met bezit in Spanje zien we zelden dat een dergelijke considerans wordt opgenomen. In testamenten die worden opgesteld door Nederlandse notarissen komt het (tevens) opnemen van een considerans steeds meer voor.
Verzorging van de langstlevende echtgenoot
Vóór de invoering van het nieuwe Nederlandse erfrecht in 2003 was de aantoonbare “verzorgingsbehoefte” bij de langstlevende echtgenoot hetgeen waar een langstlevende testament op was gebaseerd. Indien een kind kon aantonen dat die verzorgingsbehoefte bij de langstlevende feitelijk niet of in mindere mate bestond, kon het kind de niet-opeisbaarheid van zijn erfdeel geheel of gedeeltelijk met succes aanvechten.
Met ingang van het “nieuwe erfrecht” is dit echter veranderd. Uiteraard heeft een langstlevende testament ook onder het nieuwe erfrecht nog de strekking om in de verzorging van de langstlevende echtgenoot te voorzien, maar als die verzorgingsbehoefte er bij de langstlevende niet is betekent dit niet dat de niet-opeisbaarheid van het kindsdeel komt te vervallen, zeker niet als uit de bewoordingen van het testament blijkt dat het ‘ongestoord voortleven’ (dus met dezelfde levensstandaard als voorheen doorleven) door de langstlevende echtgenoot het doel is van het testament.
Zijn er eigenlijk nog wel beperkingen aan het opmaken van de erfenis door de langstlevende?
Volgens het Hof kan er wel sprake zijn van een dergelijke beperking: namelijk als de langstlevende echtgenoot “misbruik van bevoegdheid” maakt. Om te kunnen spreken van “misbruik van bevoegdheid” moet het kind aantonen dat de langstlevende het vermogen aan het opmaken is met als enkel doel dat het kind uiteindelijk zo weinig mogelijk kan innen op zijn vordering. In de bedoelde casus die voor het Hof is gekomen was daarvan volgens het Hof echter geen sprake.
Het ene kind wél alvast uitkeren, het andere kind niet. Is dat misbruik van bevoegdheid?
Ook belangrijk in dit kader is de constatering van het Hof dat het besluit van de vader om de erfrechtelijke geldvordering van een ander kind wél uit te betalen (af te lossen) geen misbruik van bevoegdheid kan worden genoemd als het testament hem die bevoegdheid geeft, en vader ook bereid is gebleken om een vergelijkbare afspraak met dochter te maken, maar dochter niet akkoord wilde gaan met de vaststelling van de hoogte van haar vordering.
Conclusie
Een kind dat zijn erfdeel heeft ontvangen in de vorm van een niet-opeisbare geldvordering op de langstlevende heeft geen enkele zekerheid dat dit erfdeel ooit daadwerkelijk zal kunnen worden geïncasseerd.
Als de langstlevende (stief)ouder ook nog eens in Spanje woont en zijn/haar eigen erfgenamen in Spanje wonen, is het nog eens extra lastig om die vordering te verhalen na de nalatenschap van de langstlevende.
Wie van mening is dat de langstlevende-bescherming van de echtgenoot/echtgenote daarmee te ver doorslaat, dient in zijn langstlevende testament – naast de regelingen die voorzien in de verzorgingsbehoefte van die echtgenoot – ook waarborgen op te nemen voor zijn/haar kinderen.