Mankepoot de visser
29 Juni 2018Een mens heeft zo zijn gewoontes. Dagelijks ga ik rond 16 uur naar mijn aperitiefstekje waar ik de vrienden tref voor een babbel en een lach. Maar op donderdag zijn ze gesloten en versas ik naar de paseo marítimo om op het terras bij Miel naar het strand en de promenade te kijken. En daar is dan klokvast mankepoot. Hij schuimt van de morgen tot de avond heel Sabinillas af om met een hoofdknik verwanten, vrienden en vreemdelingen te groeten.
Hij is broodmager. We zeggen wel eens: waar gaat dat broekje met dat ventje naartoe? Zijn huid is als leer, donkerbruin getaand, het hele jaar door. En dan zijn stap. Het linkerbeen is volledig verstijfd en sleept hij achter zich aan door steeds op de tenen van zijn rechtervoet te gaan staan. Ik moet het hem nageven, zoveel moed en wilskracht maakt van deze mens een waardige figuur.
Naast de brasserie – eethuis Miel - staan nog twee vissershuisjes. Dankzij hun laagbouw profiteren wij van de namiddagzon op het terras. De deuren van de huisjes staan steeds open en tijderwijl komen de robuuste matrones in het deurgat staan om de paseo en vooral het terras te monsteren. Nu ook staan ze mankepoot op te wachten. Hij vertelt hen de nieuwtjes van het dorp die hij die dag tijdens zijn wandelingen her en der heef kunnen opgevangen.
Al sinds jaren groet hij mij met zijn hoofdknik. Tot laatst, toen hij een sigaretje van mij kwam bedelen. Hierop had ik al lang gewacht. Ik nodigde hem uit voor een biertje met in mijn achterhoofd een hoop vragen. Eerst weigerde hij, maar met wat aandringen schoof hij toch een stoel bij. Met elk een tubo voor ons op tafel vroeg ik langs mijn neus weg wat hij als jongeman zoal had gedaan. Verrassend vlot begon hij honderduit te praten.
Hij was als kind opgegroeid in een vissersfamilie. Vanaf zijn achtste jaar ging hij met vader mee op zee. Zo groeide mankepoot op, stichtte een gezin, maakte zijn eigen houten jol en deed wat zijn vader altijd had gedaan, vissen. Veel ving hij niet. Genoeg voor het avondmaal en wat overschot om te verkopen, hun enige inkomen.
Tot die noodlottige dag in de winter.
Met mooi weer waren ze uitgevaren die morgen en toen draaide plots de wind van west naar oost en wakkerde snel aan naar stormachtig weer. Verwoed paddelend geraakte hij tot aan het strand. Hij sprong overboord en trachtte de boot door de rollers het strand op te duwen. Hij was helemaal op zichzelf aangewezen. Geen levende ziel voor bijstand te bespeuren. Een zware golf tilde de boot op. Mankepoot verloor het evenwicht. De golf brak en smakte de boot op het linkerbeen van mankepoot. Met een verbrijzeld been bereikte hij met zijn laatste krachten zijn thuis, de boot aan het natuurgeweld overlatend.
Weken heeft hij thuis gezeten. Geld voor verzorging was er niet. Van een verzekering was er toen al helemaal geen sprake. Hoe hebben zijn familie en hij het verder voor elkaar gekregen om te overleven? Door de Spaanse solidariteit van “nuestra familia” die heden nog steeds gangbaar is onder de bevolking.
Sinds die dag krijgt hij van mij een shagje en een flesje bier voor thuis. We zijn goede stille vrienden geworden. Woorden zijn niet nodig, ons beider waarderende hoofdknik is voldoende.