regen-en-de-drup-1 Regen en de drup

2 Mei 2018

‘Hiervoor kom je toch niet naar Spanje? In de vijf dagen dat we nu hier zijn hebben we niets dan regen, regen en nog eens regen gehad.’
De grijze dame, het haar praktisch kort, rood windjack en gespikkelde wollen sokken in Jezussandalen, draait om haar as en steekt haar hand op naar de ober.
‘Nog een rondje, por favor.’
Haar gesprekspartner, kapsel complex geblondeerd, crèmekleurig ensemble en naaldhakken, neemt het stokje over.

‘Ja, ongelofelijk hè. Wij zijn speciaal híer naartoe gegaan vanwege de zon en om een beetje bij te bruinen maar we hadden beter op wintersport kunnen gaan. Die Zwitsers weten tenminste hoe een verwarming werkt. Nietwaar, Anton?’
De stevige man naast de blonde dame humt instemmend en klokt het restant Belgisch bier in zijn keel.
Grijs schokschoudert. ‘Wij kwamen hier voor een wandelvakantie. Maar met al die regen… Uiteindelijk zijn we maar musea en kerken gaan bezoeken. Jammer, doodjammer, voor mij dan in elk geval, Bert heeft niet zoveel met natuurschoon.’
De baardige man op links schrikt op uit zijn studie van ander, namelijk heupwiegend passerend natuurschoon: ‘Ja, ja… interessant, heel interessant. Maar wel een beetje veel, ik heb nu wel genoeg kerken gezien voor de rest van mijn leven.’
‘Weet je wat…’ stelt blond aan grijs voor, ‘waarom ga jij morgen niet met me mee naar de hammam? Dan maken we er nog iets van. Laten we ons lekker verwennen en…’
‘Morgenochtend vliegen we alweer terug naar Nederland. Nou ja, daar schijnt de zon tenminste.’
‘Oh?’
Stilte.
Erbarmelijke omstandigheden smeden onwaarschijnlijke verbintenissen. Onder normale omstandigheden zouden deze uiteenlopende stellen elkaar op het terras waarschijnlijk geen blik waardig hebben gegund maar nu, met hun gedeelde smart, zie ik iets moois ontstaan. Dat is dan tenminste iets, want ik heb met ze te doen. Je spaarzame vakantiedagen in het water zien vallen is niet wat je verwacht als je een trip naar het zonnige zuiden boekt.
Dat aanhoudende regen en hoosbuien zaken op meer fronten overhoop kunnen gooien weet ik maar al te goed. Rioleringen slaan op tilt, auto’s drijven door de straten en zandzakken en andersoortige waterweringen worden uit de stalling gesleept. Maar dat is in de stad, waar het leven gewoon doorgaat, de elektriciteit nog werkt en het douchewater warm blijft. Zo heel anders is het op de campo die ik net ontvlucht ben.

Het is maart en de weergoden besluiten om hun quota aan opgespaarde regen van zeven jaren er in een maand uit te gooien. Een zegen voor de door droogte geteisterde campo maar ik ben wel blij dat onze laatste gasten net de hielen gelicht hebben
De eerste dagen spoelt de regen het stoffilter van de omgeving en tijdens de opklaringen geniet ik van de mooiste fotomomenten die plots tevoorschijn komen. Tevens moedig ik het waterpeil van de bijna drooggevallen pantano aan te stijgen.
En dat we opeens een waterval in de achtertuin hebben beschouw ik in eerste instantie als een opwindend natuurfenomeen.
Maar de lol wordt al snel minder wanneer de uitvalswegen wegspoelen, de regen het zicht tot enkele meters beperkt en constructies en leidingen het beginnen te begeven.

regen-en-de-drup-2

Geen verwarming, geen warm water en haperend internet zorgen voor een humeur dat gaandeweg de maand steeds verder onder het vriespunt komt te liggen. Gooi daarop een acuut geval van cabin fever en ik grijp de eerste kans en mijn echtgenoot José om de blubberbende achter me te laten en naar de stad te gaan.
Onderweg naar Málaga rijden we langs het stuwmeer.
‘Moet je zien, het waterpeil is al behoorlijk gestegen.’ zegt José. ‘Het schiereiland is weer bijna een eiland! Wat zullen de mensen hier blij zijn.’
Rillend zet ik de autoverwarming nog een tandje hoger; zijn optimisme kan me even gestolen worden.
Langzaam verdampt het klamme gevoel via mijn poriën.
Aangekomen mij onze piso worden we bij buurman José Antonio naar binnen gesleurd. Er is een feestje aan de gang. Het huis is vol vrienden, familie en een enkele buur en eten en drinken passeert er in een eindeloze stroom.
De overgang van de eenzame en van de wereld afgesloten campo naar een uitbundig feest is wel een beetje veel voor me. Maar gelukkig lost buurman José Antonio dit op door me een glas vuurwater in de hand te drukken.
‘Is er iemand jarig?’
‘Nee, nee hoor.’ Buurman omhelst mijn José en drukt hem een pijpje bier in handen.
‘Wat vieren we dan?’
‘De regen, natuurlijk! De regen!’ José Antonio schudt zijn hoofd om mijn domheid. ‘Eindelijk is er weer regen! Leve mijn moestuin op de campo, het ziet ernaar uit dat die toch te redden valt. Wij malagueños zijn mensen van het land, begrijp je? Als het niet goed gaat met het land, gaat het ook niet goed met ons.’
Ik zie mijn José instemmend knikken. Natuurlijk, hij is ook een moestuinman. De afgelopen maanden hebben we het er regelmatig over gehad of het met de droogte nog wel zin had nieuwe groenten te planten. Of er nog wel een toekomst bestond voor zijn moestuin zengeving.
‘Dus vandaag zijn we blij en vieren we feest. En morgen misschien ook.’ De buurman geeft me een vette knipoog en loopt naar de keuken. ‘Ik kan nu ook wel een druppie gebruiken!’
Het is lekker warm binnen, er wordt gedanst en met de niet geluidwerende muren hier heeft het toch geen zin om naar ons eigen stekje te verkassen, dus besluit ik wat te happen om een bodem voor al het aanstaande vocht te leggen.
Het wordt er eentje van avocado’s, afkomstig uit de gereanimeerde moestuin van de buurman, natuurlijk.

De charla op straat gaat al jaren over de droogte, stof hoopt zich seizoen na seizoen op zonder nog weg te spoelen en de ooit verzonken dorpjes herrijzen op een haar na uit de stuwmeren: onvoorstelbaar wanneer je uit het natte noorden afkomstig bent, maar voor de mensen hier de harde realiteit.
Dus ondanks de schade die de hoosbuien veroorzaken halen de malagueños opgelucht adem. En eerlijk gezegd wij ook, het schrikbeeld van waterrantsoenering deze zomer is weer even afgewend.
Toch vind ik het triest om te luisteren naar de ontberingen van de vakantiegangers voor me.
‘Oh… moeten jullie morgen alweer terug?’ De blonde lijkt het al even erg te vinden voor haar nieuwe vrienden. ‘Wat vervelend voor jullie! Gelukkig kunnen wij deze zomer nog naar Bali.’
‘Tja,’ zucht grijs, ‘er moet gewerkt worden, hé.’
‘Ach, zo’n ramp is het niet.’ Grijs’ echtgenoot komt tussenbeide. ‘In juni vertrekken we voor een half jaar naar Centraal-Amerika. Dit was gewoon een tussendoortje.’
Gelijk met de blonde haal ik opgelucht adem. Zo’n mededeling scheelt in ieder geval een slok op een borrel; de situatie is er niet helemaal een van de regen in de drup.
Dan mag het eigenlijk best nog wel eventjes blijven regenen.

Renata Oosterveen