Semana Santa van Málaga: veel meer dan religie
31 Maart 2019De Semana Santa van Málaga is een verbijsterend spektakel dat voor een noorderling welhaast onbegrijpelijk is. Het lijkt een massale katholieke geloofsbelijdenis, maar feitelijk is er meer aan de hand. Het is één groot spektakel waarin het lijden van Christus het onderwerp vormt voor een collectief opgevoerd drama waarin de elite zich op de voorgrond mag plaatsen en waarin ook het gewone volk mee mag spelen en zijn emoties de vrije loop mag laten.
Semana Santa in Málaga is een commercieel gebeuren ter toeristische uitbating van de stad en tegelijkertijd voor de Malagueños hun belangrijkste traditie en een dramatische demonstratie van hun katholieke identiteit.
Het lijkt puur katholiek, dat kan niet anders in Spanje. Het katholicisme vormt de kern van de nationale identiteit en dat is begrijpelijk. Spanje is ontstaan door een bijna 800 jaar durende strijd van katholieken tegen mohammedanen, de “reconquista”. Daarna is de nationale eenheid geforceerd door andere geloven (met name joods en moslim) te verbieden en door dit streng te bewaken m.b.v. de Inquisitie. Toen de Katholieke Kerk na 1517 serieus bedreigd werd door het protestantisme speelde Spanje een voortrekkersrol in de Contrareformatie, met name in oorlogen met de Nederlanden, Duitse vorsten en Engeland. En toen de Katholieke Kerk in de 20-ste eeuw bedreigd werd vanuit de arbeidersbeweging werd in Spanje onder leiding van Franco een zuiver katholieke militaire dictatuur gevestigd.
Nergens wordt de katholieke identiteit van Spanje zo zichtbaar als in de processies van Semana Santa, vooral in Sevilla en Málaga. Deze processies worden georganiseerd door cofradías of hermandades. Dat waren in de middeleeuwen katholieke broederschappen van vakgenoten, een soort gilden, zoals de leerlooiers, de bakkers, etc.. In het pas in 1487 veroverde Málaga waren de cofradías nauw verbonden met de kerken die toen direct overal gesticht werden en met de daarbij horende heiligen. De nieuwe bewoners van de stad groepeerden zich rondom deze kerken niet alleen omdat iedereen geacht werd braaf katholiek te zijn, maar ook met het oog op begrafenissen, op onderlinge steun en hulpverlening.
Vanuit deze cofradías was in het katholieke Spanje al in de 13-de eeuw de traditie ontstaan om in de paasweek een processie te houden. Dat waren enerzijds de flagellanten of zelfgeselaars, die in de 17-de eeuw wegens bloederige excessen verboden werden. Anderzijds de meer gematigde dragers van lichtjes en kaarsen die steeds vaker met de heiligenbeelden uit hun kerk rondliepen. In het begin werden die door groepjes van 8 tot 10 mannen gedragen, daarna werden de beelden (-groepen) en de tronen waarop deze stonden steeds groter.
Málaga spant de kroon en heeft de grootste tronen die soms gedragen worden door meer dan 300 mannen, waardoor er tijdens Semana Santa in Málaga ruim 15.000 dragers rondlopen met meer dan 80 tronen/beelden. Tot de jaren zestig werden dragers nog betaald; daaraan was toen een tekort waardoor zelfs overwogen werd om de tronen op wielen te vervoeren! In de jaren zeventig werd lidmaatschap van een cofradía verplicht gesteld en kwam een enorme toestroom van jongeren op gang die het als een eer beschouwden om een beeld te mogen dragen. Sinds die tijd mogen in een aantal cofradías ook vrouwen meedragen.
De Malagueños zijn dol op hun beelden, ze hebben allemaal een naam en worden bijna als personen gezien, zoals el Cautivo (de gevangengenomen en geboeide Jezus), el Rico (de kruisdragende Jezus met krullenbol), Jezus van de Columna (vastgebonden aan een zuil, het beeld van de Gitanos), de Virgen del Rocío (uit de wijk Victoria), de Virgen del Amor aan wie zelfs ooit een onderscheiding is toegekend, etc..
De Cautivo uit de volkswijk Trinidad is de populairste en valt op door zijn smetteloos witte gewaad en door zijn zware oog-make up. El Rico is een beeld uit de Santiagokerk, dat al meer dan 100 jaar verbonden is aan een bijzonder ritueel, namelijk de vrijlating van een gevangene uit de gevangenis van Alhaurín. Dat heeft zijn oorsprong in het feit dat gevangenen ooit de cofradía te hulp zijn geschoten toen die ten tijde van een epidemie onvoldoende dragers bijeen wist te krijgen. Hierbij blijkt nog eens duidelijk dat er van een scheiding van Kerk en Staat in Spanje geen sprake is. De vrijlating is juridisch gebaseerd op een koninklijk besluit en de overheid kiest welke gevangene wordt vrijgelaten.
Opvallend is ook de deelname van het leger in verschillende processies, met name het Vreemdelingenlegioen in de processie van La Mena en de parachutistenbrigade in de processie van Fusionadas. Er wordt daarbij stevig gemarcheerd, hetgeen gedachten aan het Spanje van Franco oproept. De stoet van de Gitanos daarentegen is heel vermakelijk omdat zij zich minder gedisciplineerd gedragen en hartverscheurend zingen en acteren, zoals echte zigeuners betaamt. De “brave” Malagueños zien dit gelaten en enigszins misprijzend aan.
Alle processies passeren de officiële Tribuna op Plaza de la Constitución, waar ze worden bewonderd door de beter gesitueerden van de stad. Een groot deel van de processies passeert ook de zogenaamde Tribuna de los Pobres waar de gewone Malagueños gratis mogen plaats nemen, als ze althans een plekje kunnen bemachtigen. Grote families zitten daar de hele dag met een paar flesjes bier.
In politiek opzicht staat de traditie van Semana Santa ter rechterzijde. In de 19-de eeuw kreeg Málaga een sterke bourgeoisie met grote ondernemers als Larios en Heredia en deze politieke en economische elite verwierf belangrijke posities binnen de cofradías en kon daardoor een zwaar stempel drukken op de processies die plechtiger, meer gereglementeerd en minder volks/luidruchtig werden.
Toen in de jaren dertig de republikeinse partijen aan de macht kwamen kregen de cofradías een terugslag en werd minder subsidie van overheidswege verstrekt. In de “linkse” beeldenstormen van 1931 en 1936 gingen veel beelden verloren, echter de minderbedeelden van Málaga hielden Semana Santa in hun harten gesloten.
Na de overwinning van Franco in 1939 bloeide de Semana Santa weer op met steun van het rechtse regime. De kerken konden op een gegeven moment geen onderdak meer bieden aan de steeds groter wordende tronen waardoor de cofradías speciale, tijdelijke constructies met tentdoeken gingen bouwen, de zogenaamde “tinglaos”. Later werden dat permanente loodsen die nu nog steeds overal in Málaga herkenbaar zijn aan hun grote portalen. Tijdens Semana Santa worden de beelden van de meeste cofradías uit hun kerken eerst naar die loodsen gevoerd, op de troon geplaatst en daarna in processie rondgedragen. Slechts enkele beelden worden in de kerken zelf op hun troon geplaatst en van daaruit rondgedragen, hetgeen in sommige gevallen tot komische taferelen leidt als de dragers met troon en beeld door hun knieën moeten zakken om door de deur van de kerk te kunnen.
De loodsen van enkele cofradías herbergen ook een museum en soms zelfs een begraafplaats voor de leden. Dan worden urnen geplaatst in een “columbario”, letterlijk een duiventil, waar echter niet meer uitgevlogen wordt. Hiermee wordt teruggegrepen naar een belangrijke functie die de cofradías vroeger voor hun leden hadden: het verzorgen van begrafenis en begraafplaats.