Suiker, het Spaanse witte goud

3 Januari 2020

suiker-het-spaanse-witte-goud-1

Het woord suiker is afkomstig van het Arabische sukkar dat op zijn beurt weer zijn oorsprong vindt in het Sanskriet śarkarā. Via het Midden-Oosten kwam het op het Italiaanse schiereiland terecht waar het Zuccaro werd genoemd en deze naam verspreidde zich over heel Europa, in min of meer gewijzigde vorm.

Het zoetmakende goedje is niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Het is alomtegenwoordig (misschien overmatig in ons voedsel) zelfs in ons woordgebruik.

We hebben tal van woorden en uitdrukkingen die het woord “suiker” gebruiken omdat het onlosmakelijk met ons leven is verbonden. Maar wat is de geschiedenis van dit witte spul dat zo in ons leven en onze taal verweven is en welke rol speelde Spanje hierin?


Lang lang geleden, in een werelddeel ver ver weg

De eerste natuurlijke bron van suiker was het suikerriet. Deze plant heeft een tropisch tot subtropisch klimaat nodig met veel warmte en water. Vermoedelijk zou ze afkomstig zijn uit Nieuw-Guinea en van daaruit zou ze zich verspreiden over Indonesië naar China en tenslotte terecht komen in het subcontinent Indië. Daar lag waarschijnlijk ook de oorsprong van de naam.

De eerste verwijzingen naar suiker dateren van het vijfde millennium voor Christus. Pas een hele poos later zou het terechtkomen in het Nabije Oosten, specifiek in Perzië waar het wordt vermeld in de zesde eeuw voor Christus.

Toen de Macedonische generaal Alexander de Grote op veroveringstocht ging door het Nabije Oosten, tot aan de grenzen van het Indische Rijk, werd het suikerriet meegenomen naar het thuisland Griekenland.

Later verschenen de Romeinen die ongeveer alles meenamen uit Griekenland en suiker het “zout van India” noemden. Toch bleef het een exotisch luxeproduct dat weinig gebruikt werd aangezien het gangbare zoetmiddel, honing veel gemakkelijker te winnen was. Pas na de opkomst van de Arabieren en hun voorkeur voor zoetigheden zou het suikerriet en het bijkomende eindproduct zich verspreiden rond de Middellandse Zee dankzij hun uitstekende agriculturele vaardigheden.

Het riet werd verbouwd in het noorden van Afrika, op eilanden in de Middellandse Zee zoals Cyprus en Sicilië en zelfs op de Iberische zuidkust. Het bleef echter een luxeproduct voor de elite die het gebruikte om hun gerechten te parfumeren.


Het witte goud komt uit Amerika

Toen aan het einde van de 15de eeuw Columbus Amerika, en meer specifiek het eiland Hispaniola (Dominicaanse Republiek en Haïti), ontdekte, vond hij daar een werelddeel dat rijk was aan grondstoffen.

De eerste grondstof die werd geëxporteerd was goud maar de voorraad was beperkt en er moest al gauw naar een andere bron van inkomsten worden gezocht. Daar het eiland een tropische klimaat had was het uitermate geschikt voor het verbouwen van suikerriet en dit werd meegenomen op zijn tweede reis naar het Westen. Het witte goud zou het gele goud vervangen.

Tot dan werd suikerriet verbouwd door de Spanjaarden op de Canarische eilanden en door de Portugezen op de Azoren. Maar de klimatologische omstandigheden waren veel gunstiger in de Caraïben en Zuid-Amerika. Daarom startten de Spanjaarden de productie in Santo Domingo (een stad in de huidige Dominicaanse republiek) en de Portugezen begonnen in Brazilië.

Toch ging het niet van een leien dakje aan het begin van de 16de eeuw. Door de verspreiding van Europese ziektes als de mazelen werd de inheemse bevolking, waaruit het werkvolk bestond, gedecimeerd en bleven er geen werkkrachten over. Dit was één van de redenen waarom de Spaanse kroon besliste om licenties uit te geven voor het vervoer van slaven vanuit Afrika naar de Nieuwe Wereld.

Deze slaven werden ingezet voor het arbeidsintensieve werk als zaaien, oogsten en transport. Voor het verwerken gebruikte men molens aangedreven door lastdieren (trapiches) of water (ingenios). Door deze “goedkope” arbeiders en allerlei belastingvoordelen kon de industrie opbloeien en ontstonden er verschillende ingenios op het eiland.

Vanaf het midden van de 16de eeuw verslechterde de situatie opnieuw door allerlei omstandigheden. De Spaanse kroon lag in conflict met de overige Europese mogendheden en verbood de handel met de andere naties.

In die tijd zag men ook de opkomst van piraterij en gewelddadige bendes van autochtone bewoners en gevluchte slaven op het eiland zelf. Ook de onderlinge concurrentie tussen heersende families met soms bloedige vetes deden geen goed aan de productie.

In de daaropvolgende decennia verspreiden de suikerrietplantages zich over de overige eilanden in de Caraïbische Zee en het Zuid-Amerikaanse vasteland. Ondertussen zijn er ook al plantages op o.a. Mexico, Cuba en Puerto Rico.

Tegelijkertijd bouwen de Spanjaarden de suikerrietproductie uit in hun Aziatische kolonies zoals de Filipijnen. Maar door de overexploitatie wordt de vruchtbare grond uitgeput en moeten de plantages op zoek naar nieuwe gronden waar vaak bossen voor worden verbrand. Ook het beschikbare landbouwareaal verdwijnt waardoor de lokale bevolking steeds vaker verarmt en honger lijdt.

Tegen het einde van de 17de eeuw is de productie en consumptie van suiker op basis van suikerriet verspreid over de hele wereld. In deze eeuw en de volgende worden de Antillen ook de Suikereilanden genoemd. Bijna de volledige productie van de eilanden is gericht op het voldoen aan de vraag van de koloniale mogendheden.

Wanneer een onafhankelijkheidsrevolutie plaatsvindt in Haïti in 1793, het Franse gedeelte van het eiland Hispaniola, neemt Cuba, nog steeds eigendom van Spanje, de vlag over en in 1890 is Cuba de grootste producent en exporteur van suikerriet ter wereld.

Ondertussen is de economie van de Verenigde Staten zo sterk toegenomen dat ze de belangrijkste afnemers van suikerriet zijn geworden en ze virtueel de nieuwe eigenaars worden van Cuba.


Een biet ziet het daglicht

In deze periode is de slavernij langzamerhand overal verdwenen en ziet men de voormalige kolonies zich losmaken van de respectievelijke bezittende landen als Spanje, Engeland, Frankrijk en Nederland.

Ondertussen heeft een kleine Franse generaal heel Europa in het harnas gejaagd en verhindert de Britse marine alle overzeese import. Door deze factoren komt de (goedkope) bevoorrading van suiker op het vasteland in gedrang en gaan de Europese naties op zoek naar alternatieven.

Reeds begin 1700 gaf een Franse chemicus, Olivier de Serres, al aan dat er een suikerachtige vloeistof aanwezig is in een bepaalde soort biet. Een halve eeuw later lukte het de Duitser Margraff om suikerkristallen uit de biet te onttrekken en pas in 1799 lukte het om enkele kilo’s suiker te verkijgen uit bieten. Op basis daarvan beval de Duitse koning Frederik Willem III om een suikerfabriek op te zetten.

De suikerbietindustrie zou waarschijnlijk niet zo succesvol zijn geweest ware het niet dat de Britse vloot de import van suiker uit Amerika blokkeerde wegens de Napoleontische oorlogen. Als tegenmaatregel stimuleerde Napoleon de bouw van verschillende suikerfabrieken in Frankrijk en later in Centraal-Europa.

Spanje zou pas heel laat in de 19de eeuw in de suikerbietsuikerindustrie stappen vanwege de bevoorrading van suiker uit de kolonies Filipijnen, Puerto Rico en Cuba, aangevuld met een marginale productie van suikerrietsuiker in de provincies Málaga, Granada en Almería.

Na het verlies van de kostbare kolonies eind 1800 begon de gouden eeuw van de suikerbiet. De eerste zaden werden meegebracht uit Duitsland en Polen en in 1882 bouwde men de twee eerste suikerbiet suikerfabrieken in La Vega in de provincie Granada en in Alcolea nabij Córdoba. Daarna schoten de suikerfabrieken op basis van suikerbieten uit de grond en begint de massale productie.


Suiker langs de Costa del Sol

Sinds de arabieren het Iberische schiereiland hebben betreden, is er suikerriet verbouwd langsheen de Andalusische kust. Men noemde de Costa del Sol dan ook gedurende eeuwen de de Costa del Azúcar.

Tot een 50 tal jaren geleden was deze alomtegenwoordige plant één van de belangrijkste economische motoren van de regio tot ze in de jaren 70 van de 19de eeuw werd voorbijgestoken door de exploderende toeristische sector.

Maar tot het einde van de jaren 60 werd er in de provincie Málaga nog meer dan 115.000 ton suikerriet verbouwd. Alleen al in de zone Torre del Mar produceerde men meer dan 40.000 ton.

Verspreid over de Costa del Sol bouwde men bijna 40 “ingenios” in de buurt van de belangrijkste woonkernen omdat het proces zeer arbeidsintensief was en men grote nood had aan veel arbeidskrachten. De fabrieken bevonden zich onder andere in Manilva, Marbella, San Pedro de Alcántara, Málaga, Alcaucín, Vélez-Málaga, Algorrobo, Torrox, Frigiliana, Nerja, Maro en Torre del Mar.


La azucarera van Torre del Mar

suiker-het-spaanse-witte-goud-2

Net zoals op vele plaatsen in deze provincie vind je in Torre del Mar nog de restanten van het rijke suikerverleden van deze streek. Vlakbij het centrum van Torre del Mar tref je nog enkele overblijfselen van de het grote suikerfabriekcomplex. Het merendeel is verdwenen maar men heeft nog twee gebouwen behouden: het personeelsgebouw waar ook de ingenieurs waren gehuisvest (ook wel La Casa de Larios genoemd) en de “keuken” of suikerfabriek waar de suiker werd geproduceerd.

Daarenboven zijn er nog 3 grote schouwen bewaard gebleven waarvan eentje met 71 m hoogte, de tweede grootste uit de buurt was. Op het terrein rond de suikerfabriek bevinden zich nog enkele technische, industriële elementen die de bezoeker nostalgisch terugvoeren naar de tijden van de industriële revolutie.

In 1796 begon José García Navarrete met de productie op grote schaal van suiker maar er werd nog steeds gebruik gemaakt van lastdieren en mankracht om de zware arbeid te verrichtten. Pas onder Ramón Sagra werd het hele proces geïndustrialiseerd door gebruik te maken van het industriële wonder van de stoommachine.

Het productieproces werd versneld en het complex uitgebreid. Helaas kwam door een economische tegenslag de fabriek in 1852 in handen van de Larios familie. Onder hun auspiciën veranderde de naam naar “Nuestra Señora del Carmen”, werd de productie opgevoerd en de fabriek verder gemoderniseerd.

suiker-het-spaanse-witte-goud-3

De Larios familie is onlosmakelijk verbonden met de suikerindustrie in het algemeen en de suikerfabriek in Torre del Mar specifiek. Het begon allemaal met Pedro Larios, afkomstig uit de Rioja streek die zich aan het begin van de 19de eeuw vestigde in de stad Málaga als handelaar. Maar het was zijn zoon Martín die het Larios imperium zou uitbouwen door in de suiker- en textielindustrie te stappen.

Doorheen de jaren breidde de familie hun activiteiten uit naar andere industrieën en handel. In 1848 richtte de familie zelfs de Banco de Málaga op. In de 20ste eeuw breidde men de activiteiten nog verder uit naar de wijnsector met de bekende bodegas Larios die in 1974 werden verkocht aan het bekende merk Bacardi.

Door de hoge kosten van de suiker productie viel in 1991 echter het doek over de fabriek in Torre del Mar en werden tenslotte de poorten gesloten. In 1993 werd het centrale gedeelte gerestaureerd tot een complex met verschillende zalen waar tentoonstellingen worden gehouden waarvan eentje over de geschiedenis van de suiker, de oorsprong en de hoofdrolspelers. De grote open ruimte van het prachtige gebouw kan ook gebruikt worden voor evenementen.

Zo heeft de bewogen geschiedenis van het Spaanse witte goud nog een functioneel doel gekregen in één van de laatste bastions van de suikerindustrie.

Toon Ernes