De televisie - Venster op de wereld
15 November 2017Hij is niet meer uit de huiskamers weg te denken: de televisie. Vanaf 1948 promootte Philips hem in Nederland en in de loop van de jaren ‘50 veroverde hij zijn plaats in het gezin. Met een groeiend aantal zenders werd onze blik op de wereld verbreed.
De firma Philips was in de jaren vijftig van de twintigste eeuw een van de grote drijvende krachten achter de invoering van de televisie in Nederland. In reclameboodschappen prees het Eindhovense bedrijf het nieuwe medium aan als een fenomeen dat het traditionele gezin niet bedreigde, maar juist versterkte. In die advertenties is vaak een gezin te zien dat gezellig en harmonieus kijkt naar het beeldscherm dat de wereld in de huiskamer brengt.
Om een plek te veroveren op de Europese markt moest Philips eerst in eigen land genoeg toestellen afzetten. Daarom begon het bedrijf in 1948 met experimentele uitzendingen die in Eindhoven en omgeving te ontvangen waren. In 1951 zetten de radio-omroepen vanuit Bussum het televisie-experiment voort. Met volle steun van Philips werden nu uitzendingen verzorgd voor het dichtbevolkte westen van het land.
In deze tijd van zuinigheid en vlijt probeerde minister-president Drees de particuliere bestedingen te beperken, maar de vernieuwing was tegen het eind van de jaren vijftig niet meer tegen te houden. Omstreeks 1961 waren er al één miljoen toestellen in gebruik en werd er ruim twintig uur per week uitgezonden. Het journaal, drama, amusement en sportwedstrijden werden veel bekeken.
Rond 1970 had vrijwel elk huisgezin een zwart-wit televisie en bij sommigen was de kleurentelevisie al doorgedrongen.
De televisie zorgde voor grote veranderingen in de huiskamer. De eettafel kreeg een minder centrale plaats, want elk gezinslid moest vanaf de bank of een luie stoel het toestel kunnen zien, liefst met een laag tafeltje bij de hand voor een hapje en een drankje.
Ook wat betreft tijdsbesteding veranderde er het nodige. Rond 1970 zat de gemiddelde Nederlander zo’n anderhalf uur per dag voor de televisie. Aan gezelligheidsspelletjes zoals kaarten en ganzenborden werd veel minder tijd besteed. Critici vonden dat het kijkgedrag passiviteit en slaafs consumentisme in de hand werkte. Maar de verdedigers van het nieuwe medium wezen op de gezelligheid die het in het gezin bracht en op de informatieve functie van de televisie.
Het medium speelde ook een belangrijke rol in de meningsvorming over maatschappelijke onderwerpen. Omdat de keuze beperkt was (tot 1964 was er één kanaal, daarna twee), keken veel mensen naar dezelfde programma’s. Als ze de volgende morgen op het werk verschenen, hadden ze wat te bespreken. Vooral programma’s over controversiële onderwerpen zoals emancipatie, jeugdcultuur, godsdienst en het koningshuis lokten veel discussie uit.
Met de introductie van de kabeltelevisie en de satelliet is het televisieaanbod veel uitgebreider en internationaler geworden. De meeste mensen kijken nog veel meer uren dan in 1970, maar samen televisie kijken met het hele gezin gebeurt steeds minder, ook al omdat heel wat kinderen een eigen toestel hebben. Die individualisering heeft zich doorgezet met het internet, dat een nog ruimer venster biedt op de wereld.