Een wandelingetje door het landgoed van de Secretaris
1 September 2020Eigenlijk is het te gek – ik schrijf nu al zo’n twee jaar over kunst en cultuur in de omgeving van de Costa del Sol, zoals bijv. over Málaga, Mijas, enz., maar over mijn woonplaats Fuengirola heb ik nog nooit een letter op papier gezet! En dat terwijl we, zo ontdekte ik, zelfs een “Venus van Fuengirola” in het museumpje naast het gemeentehuis bezitten.
Het ruim 2000 jaar oude beeld is gevonden bij de aanleg van de nieuwe snelweg A7. Daar bevond zich een villa (waarschijnlijk van een secretaris) die totaal verdwenen is, maar het beeld dat bij de ingang prijkte, is gered.
Wat niet totaal verdwenen is, zijn de ruïnes aan deze kant, de zeekant, van de A7 en Los Boliches, vlakbij het Audi/VW bedrijf en het monument van een grijs-groen Fiat 500 autootje. Jaren geleden heb ik al eens rondgewandeld op het toen pas geopende landgoed....nou ja, de ruïnes ervan. Maar de wandeling had meer weg van een puzzelroute langs stenen muurtjes rond gaten in de grond. Wel romantisch, maar een beetje onbevredigend.
Er was een cafeetje naast de ingang waarvan de eigenaar alleen kon vertellen dat er een verrijkingsfabriek was geweest in de Romeinse tijd en een badhuis, de thermen, zoiets wat wij nu een spa zouden noemen.
Nu staan er overal borden met beschrijvingen in het Spaans en Engels en is er een informatiecentrum, dat elke dag behalve maandag van 10 tot 14 geopend is. Tijd voor een tweede wandeling dus door het Fuengirola van zo’n 2000 jaar geleden.
Zoals in zoveel kustplaatsen in Andalusië waren de Feniciërs de eerste zeevaarders die daar arriveerden. Ze gaven de eerste aanzet tot de visindustrie die onder de Romeinen vanaf de eerste eeuw voor Chr. tot de zesde eeuw na Chr. grote bloei kwam.
De Romeinse nederzetting bij de rivier de Pajaros had een industriegedeelte en een woongedeelte. Deze industrie bestond voornamelijk uit het vervaardigen van garum, een exotische vissaus. Niet alleen de Romeinen waren hier dol op, ook de omringende landen. Zo ontstond er een nevenindustrie van het bakken van potten en amforen om de garum in te vervoeren en ook van kookpotten, borden, etc. Nu zelfs bestaat er nog een kookboek met garum recepten.
Als je van vis houdt, is het misschien wel lekker. Maar als je weet hoe het gefabriceerd wordt, weet ik niet, of je het nog wel lust! Het komt er in het kort op neer dat de vis, compleet met darmen en al, geplet en gezouten wordt en dan minstens zes weken in de warme zon moet fermenteren. Het heeft er destijds beslist niet lekker geroken!
Deze gegevens en nog veel meer kun je te weten komen door de aangegeven route te volgen, langs het café links omhoog en daar de borden te bestuderen... maar dat kost wel veel tijd, concentratie en fantasie om je de Romeinse manier van leven in die periode voor te stellen.
In het info centrum zat een heel enthousiaste jonge vrouw, Irene, die zolang er geen andere bezoekers waren met mij meeliep en vooral veel vertelde. Terwijl ik naar haar luisterde, kon ik mij het Romeinse leven van toen helemaal voorstellen.
De mysterieuze steenformaties bleken vloeren van cement of tegels te hebben. De bakstenen muren waren vaak gedecoreerd en bedekt met dakpannen. Dit alles kreeg ik te zien via een maquette waarin de hele nederzetting was nagebouwd. In een vitrine ernaast lagen enkele gebruiksvoorwerpen die tijdens de opgravingen gevonden waren, o.a. een houten stok met een ronde spons, twee gouden munten, een prachtig bewerkte bronzen kam, gedecoreerd met twee paarden en een soort langgerekte schoenlepel, om na het baden je huid mee te masseren.
Ook toen al waren de Romeinen niet alleen geïnteresseerd in lekker eten maar ook in persoonlijke hygiëne. In de eerste eeuw voor Christus bestond er ook al een echte badcultuur. Eerst waste men zichzelf in een kom met een ketel warm water en een kan koud water maar al heel gauw ontstonden er de eerste badhuizen, zowel voor privé als publiek gebruik.
De rijken, zoals onze secretaris, hadden hun eigen, zeer luxueuze badinrichting compleet met zwembaden met warm en koud water. In Rome was er zelfs een thermencomplex dat er van binnen uitzag als een soort kathedraal, vol gedecoreerde pilaren en gewelven met beelden, mozaïek en muurschilderingen.
Deze thermen hadden ook een sociale functie. Mensen ontmoetten elkaar, zaten in de baden en de gangen en wandelden op het binnenplein.
Buiten de thermen was het een komen en gaan van verkopers en kooplustigen en niet alleen van badslippers, handdoeken, parfums, massage olie en soda (zeep kenden ze toen nog niet), ook dames van lichte zeden boden hun diensten aan.
In het voorlichtingscentrum worden in vier met elkaar verbonden kamertjes de diverse bezigheden uitgebeeld. De eerste kamer is de kleedkamer. In het midden staat een modern aandoende zetel van zwarte stalen bogen. Er ligt een handdoek op en op de blauwe muur erachter is een wandschildering van kleurige bloemen.
Via een open deur in de zijwand kom je in de tweede kamer, het tepidarium, de acclimatiseringsruimte met een temperatuur van ongeveer 25 graden. Een lange bank tegen de muur geeft gelegenheid om alvast aan de temperatuur van de volgende ruimte te wennen die minstens 60 graden is. Ook hier een muurschildering, gekopieerd van de thermen van Pompeii: een enorme oranje octopus strekt zich uit over de blauwe achterwand. Tussen zijn tentakels zwemmen allerlei visjes. Zeedieren waren heel geliefd als decoratie figuren.
In de volgende ruimte, het caldearium, kon je aan twee kanten van een stenen muurtje rug-aan-rug met de andere sauna bezoeker converseren en transpireren. De warme lucht kwam via de tussenruimte in de holle muren en de vloer uit het vierde kamertje waar de houtgestookte oven stond. Vloerverwarming bestond toen al.
Toen ik op het terrein wandelde, had ik me al afgevraagd, waar die ronde bakstenen pilaartjes van zo’n 75 cm hoog voor dienden. Het bleek, dat de binnenkant hol was en dat hierdoor de hete lucht onder de vloer verwarmd werd, die over deze pilaartjes heen aangelegd was. Als de bezoekers uitgesaunaad waren, konden ze naar de diverse zwembadjes gaan.
Om deze zwembaden en andere voorzieningen te bekijken, moesten wij het voorlichtingscentrum verlaten. Naast het gebouw bevinden zich de diepe rechthoekige wateropslagplaatsen en als je doorloopt, kom je uit bij de smalle entree van de thermen. De Romeinse bezoekers gingen van koud naar warm en weer terug. In het heetste gedeelte waren natuurlijk ook de nodige koude drankjes te verkrijgen en dan waren er nog de koele zwembaden, een kleine, een grote en zelfs een ronde. In één ervan waren in de hoeken trappen van drie treden aangebracht, die als zitplaats gebruikt werden.
In het midden van het complex bevond zich het patio. Hier kun je nog een redelijk intacte mozaïekvloer zien, destijds omringd door arcaden met 12 pilaren. De twee fonteinen aan het plein waren destijds ook met mozaïek gedecoreerd en hadden marmeren vloeren. Mozaïek was een soort statussymbool: hoe meer en hoe kleuriger, hoe rijker. De tegels beschilderen was veel goedkoper. Natuurlijk was er een toiletgebouw, oftewel een latrine.
Tegenwoordig hebben wij keurig afgesloten hokjes, maar bij de Romeinen was ook de stoelgang een sociaal gebeuren, gezellig naast elkaar gezeten op een lange bank met ronde gaten, terwijl het stromende water eronder alles wegspoelde. In de jaren voor Christus was er geen schaamte voor het “lijfelijke”. Mannen en vrouwen gingen tegelijk en bij elkaar naar de thermen. Later veranderde dat en gingen de dames ´s morgens en de heren ´s avonds.
Over lijfelijkheid gesproken, de gezondheid – en de schoonheid - van het lichaam was erg belangrijk. Er was dan ook een terrein voor lichamelijke oefeningen. Tegenwoordig gaat bijna iedereen naar de sportschool – niets nieuws onder de zon dus. Geweldig dat je na een bezoekje aan zo’n stenen legpuzzel, dank zij het infocentrum die steenformaties opeens voor je gaan leven.
En nu heb ik nog niet eens de héle wandeling beschreven. Ik zou zeg-gen, ga er eens langs. Mij is het goed bevallen om eerst de pijlen te volgen tot het infocentrum. Irene heeft gezegd, dat ze altijd bereid is om informatie te geven als ze alleen is. Het is, denk ik, de beste manier om zoveel mogelijk van dit toch wel unieke stukje cultuur te genieten.